Brenda Spiegelt

Columns

1e Advent: het vijfde zegel

Toen het Lam het vijfde zegel verbrak, zag ik aan de voet van het altaar de zielen van al degenen die geslacht waren, omdat ze over God hadden gesproken en vanwege hun getuigenis. Ze riepen luid: “O heilige en betrouwbare Heer, wanneer zult u de mensen die op aarde leven eindelijk straffen en ons bloed op hen wreken?” Ieder van hen kreeg witte kleren. Verder werd hen gezegd nog een korte tijd geduld te hebben, totdat ook de andere dienaren, hun broeders en zusters die net als zij zouden worden gedood, zich bij hen gevoegd zouden hebben.

Openbaringen 6: 9-11

Advent begint komende zondag. De tijd waarin het licht zich steeds verder lijkt terug te trekken, de natuur helemaal stilligt en kaal is en de kleur lijkt te verdwijnen uit het leven. Geen wonder dat we deze tijd graag opfleuren met vrolijke lichtjes en glanzende gekleurde kerstballen.

Voor de kerk is de Adventtijd de tijd van uitkijken, wachten, voorbereid zijn. Dat gevoel van haast kleurloos wachten overvalt mij dit jaar extra, door de stap terug in de coronamaatregelen. Het ‘hoe lang nog Heer’ wordt ineens wel erg tastbaar.

De rauwheid en droogte die wachten vaak met zich meebrengt, staan dit jaar centraal in het bloemstuk en de teksten. Bij 1e Advent heb ik gekozen voor een tekst uit Openbaringen, over de zielen van de gelovigen die wachten op de grote dag van het Oordeel. En ik denk aan al die christenen in landen waarin christen-zijn levensgevaarlijk is. Wat zullen zij uitzien naar die dag! Wanneer hun onderdrukkers kansloos ten onder gaan. Hun zielen staan hier vooraan bij het altaar, stel ik me zo voor.

‘Waar staat mìjn ziel eigenlijk?’, vraag ik me af. Ik zie mezelf een beetje twijfelend achteraan staan. Hoor ik hier wel, in dit gezelschap? Ik word niet onderdrukt om mijn geloof. Dat maakt, om heel eerlijk te zijn, dat ik eigenlijk meer het gevoel heb dat ik op geloofsgebied een beetje onder-presteer. Hooguit ervaar ik wat meewarig geschud, als ik vertel dat ik een trouw kerkganger ben. Veelal tref ik zelfs oprechte interesse naar het idee dat je naar de kerk gaat voor je plezier. In de categorie: tjoh, ze bestaan dus echt die mensen. Zoiets als mensen die griesmeelpudding eten. Ik ken ze niet, kan het me ook haast niet voorstellen, maar het schap is toch regelmatig leeg.

Zo sta ik al twijfelend te wachten op, ja, waarop eigenlijk? Sta ik wel te wachten? Ik heb het ontzettend druk met van alles en nog wat! Wachten? Echt niet, die tijd kan ik wel beter gebruiken. Ik heb helemaal geen tijd om een beetje bij dit altaar te gaan staan wachten. Als ik bijna wil weglopen, uit schaamte of irritatie (deze twee strijden om aandacht), krijg ik een wit kleed aangeboden. Voor mij?

Ineens zie ik het: de onderdrukker zit in mijzelf. Al die drukte, al dat presteren, al dat heilig moeten, ze leiden af. Alles in mij duwt me weg van Zijn Liefde. Huilend zak ik op mijn knieën. God, U geeft mij nu tijd om stil te worden. Af te wachten, uit te zien naar Uw Grote dag. U belooft ook mij een glanzend wit kleed, na een rauwe, grauwe tijd van wachten.


November 2021